Norbert Eliasbrug, brug 453 in het Vondelpark nabij het Rosarium.



Hieronder staan wat foto's van deze brug uit 2010.









Op 28 april 2018 vond de inauguratie van deze brug plaats in de Franse Kamer van CS Vondel
door de Norbert Elias Foundation. Hier werden inleidingen gehouden door secretaris
Arjan Post en door professor Giselinde Kuipers met muzikale intermezzo's van het
Chrysostomus-kwartet, dat twee werken van Mozart speelde.
Na een drankje volgde een wandeling van 20 minuten naar de brug zelf, die rond vier uur
werd geopend door Paul Slettenhaar, die namens de VVD lid is van het Dagelijks Bestuur Zuid
en onder meer het Vondelpark in zijn portefeuille heeft.



Het tweede bordje werd geopend door eerder genoemde Arjan Post en Willem Kranendonk.



De initiatiefnemer van deze brugnaam is Willem Kranendonk.





Bij de opening was ook aanwezig de emeritus hoogleraar Sociologie Joop Goudsblom,
die Norbert Elias als gasthoogleraar naar de Universiteit van Amsterdam gehaald heeft.

Norbert Elias (1897-1990) was een Duits-Britse socioloog, die de grote inspirator was van
de Amsterdamse school in de Sociologie. Zijn hoofdwerk is 'Het civilisatieproces'.
Hij heeft enkele jaren gedoceerd aan de Universiteit van Amsterdam.
Hij woonde van 1978 tot aan zijn overlijden in de J.J. Viottastraat,
dichtbij het Vondelpark, waarin hij vaak wandelde, dus vandaar deze brug.



Tot 5 juli 2016 stond deze brug onofficieel bekend als Hulstbrug, genoemd naar de struikensoort.
Klik hier voor een wikipedia artikel over deze brug.

Speciaal voor deze website heeft zijn voormalige persoonlijke assistent Willem H. Kranendonk
het volgende levensverhaal van Norbert Elias geschreven:

Het heeft lang geduurd voordat de Duits-Engelse socioloog Norbert Elias wereldwijd
bekendheid kreeg. Amsterdam speelde daarin een niet onbelangrijke rol. Geboren op
22 juni 1897 in Breslau, in het toentertijd Duitse Silezië (nu Wroclaw, Polen),
groeide hij op in het welvarende Joodse gezin van de herenconfectiefabrikant
Hermann Elias en Sophie Galevski.

Meteen na zijn eindexamen gymnasium meldde hij zich in juni 1915 met
heel zijn schoolklas vrijwillig aan voor militaire dienst in het leger van de Duitse keizer. Getraumatiseerd
teruggekomen van het westelijk front, waar hij als telegrafist de slag bij de Somme met
zijn reusachtige verliezen aan mensenlevens meemaakte, werd hij in zijn vaderstad bij
de geneeskundige troepen geplaatst. Dat gaf hem ook de kans om medicijnen te gaan studeren.
Na de preklinische vakken koos hij echter voor filosofie als hoofdvak, met psychologie als belangrijkste bijvak.

Terwijl Duitsland door de hyperinflatie in een diepe economische
crisis raakte, studeerde hij af in 1922. Hij vond enige jaren een baan als exportleider bij
een metaalwarenfabriek en rondde ondertussen zijn proefschrift af waarop hij in 1924
promoveerde. Toen zijn vader de gevolgen van de crisis voldoende te boven
kwam kon de zoon zich weer voluit op een academische carrière richten. Nu verdiepte
hij zich jarenlang in sociologie en kunstgeschiedenis en werkte aan een studie over de
ontwikkeling van de Europese hofsamenleving om toegelaten te kunnen worden als
privaatdocent aan de universiteit.

Hij raakte bevriend met Karl Mannheim en volgde hem bij diens benoeming
tot hoogleraar in 1930 als medewerker naar Frankfurt. Maar
het nazi-regime sloot de deur van de universiteit voor Joodse geleerden. Zijn manuscript
kon niet gepubliceerd worden, het Sociologisch Seminarium in Frankfurt werd in maart
1933 opgeheven en Elias vluchtte naar Parijs.

Zijn spaargeld stak hij in een bedrijfje waar twee vrienden houten kinderspeelgoed gingen
maken, maar dat leverde weinig op. Financiële hulp van een Amsterdams Steunfonds
hielp hem te overleven en onderzoek te doen. Dat vond zijn neerslag in twee artikelen in
het emigrantentijdschrift dat door Klaus Mann in Amsterdam bij Querido werd uitgegeven.

Toen duidelijk was dat een universitaire loopbaan ook in Frankrijk er niet inzat, vertrok Elias -
- ook al sprak hij nog geen Engels -- naar Engeland, waar hij een assistentenbaantje
aan de London School of Economics vond en dag in dag uit in de
leeszaal van het British Museum werkte aan zijn magnum opus 'Het
civilisatieproces', over het gedrag en de psychische ontwikkeling van de mensen
in de Europese bovenlagen in samenhang met de langetermijn-ontwikkeling van hun
samenleving als staten. In 1939 werd het werk -- nadat het in het geheim door zijn vader
van de Duitse drukker naar een Zwitserse uitgever was gebracht -- uitgegeven in Bern:
een slechter tijdstip en plaats had dit boek van een onbekend auteur, aan de vooravond
van de Tweede Wereldoorlog geschreven in het Duits, niet kunnen treffen. Het vond
nauwelijks lezers. Het zou dertig jaar duren vóór de tweede editie de opmaat tot de
groei van zijn internationale reputatie zou markeren.

Aan het begin van de oorlog werd Elias als 'enemy alien' voor zo'n acht
maanden geïnterneerd in kampen in Huyton en op het eiland Man. Zijn vader stierf een
natuurlijke dood in 1940, maar waar en wanneer zijn moeder door de nazi's werd
vermoord heeft hij zelf nooit geweten (Treblinka, september 1942). Vanaf Man volgde hij
de staf van de LSE die naar Cambridge was getrokken om de Duitse bombardementen
in Londen te ontwijken. Na de oorlog verdiende hij in Londen een bescheiden inkomen
in het volwassenenonderwijs. Dat plaveide de weg voor zijn aanstelling als universitair
docent aan de nieuwe faculteit sociologie in Leicester in 1954. Twee jaar eerder was hij
genaturaliseerd tot Brits staatsburger. Veel weerklank vond zijn werk niet bij collega's en
de bredere academische gemeenschap in Engeland, waar de verbinding met zijn
duitstalige eerdere werk niet gelegd werd. En veel van zijn onderzoek, dat zich in
toenemende mate richtte op processen van kennis en wetenschap, bleef lang
ongepubliceerd omdat hij moeite had met de afronding en het uit handen geven ervan.

Bij zijn pensionering in Leicester in 1962 aanvaardde Elias een tweejarig professoraat
sociologie in Ghana. Daarop volgen gasthoogleraarschappen in Duitsland en Nederland
(Amsterdam en Den Haag), en komt vooral vanaf 1969 een hele reeks boeken en
artikelen van de persen in een geestelijk klimaat dat niet alleen in Europa gunstig staat
tegenover sociologie. Eindelijk vindt zijn werk een ruim onthaal, zowel binnen als buiten
de universiteit. Wereldwijd volgen de vertalingen elkaar op, tot in Japan, Korea en Zuid-
Amerika aan toe. En talentvolle pleitbezorgers betreden het podium -- in Duitsland,
Engeland en elders. Speciaal vanuit Amsterdam, waar professor Joop Goudsblom zijn
werk blijft bespreken en propageren, wordt Elias tot de grote inspirator van de
'figuratiesociologie' die ook internationaal tot bloei komt.

In 1978 verhuist de oude Elias naar de Viottastraat Amsterdam, niet ver van het Vondelpark
waar hij graag mag wandelen met vrienden en collega's. Ook is hij dan jarenlang de
gast van een universitair onderzoekscentrum in het Duitse Bielefeld. De laatste vijf jaar
van zijn leven verblijft hij permanent in zijn Amsterdamse woning waar hij met hulp
van assistenten stug doorwerkt aan wat uiteindelijk, tot zijn overlijden op 1 augustus
1990, meer dan 18 delen verzameld werk zou opleveren, waaronder ook een bundel poëzie.
In 1977 ontving hij de Theodor W. Adorno-Prijs, in 1980 een eredoctoraat van de Universiteit
van Bielefeld, in 1986 het Große Verdienstkreuz van de Bundesrepublik
Deutschland. In 1987 benoemde de Koningin der Nederlanden hem op zijn 90e
verjaardag in Amsterdam bij monde van haar minister tot Commandeur in de Orde van
Oranje-Nassau, en won hij de Premio Europeo Amalfi per la Sociologia e le Scienze
Sociali. In 1990 haalde hij nog zelf in Italië de Nonino-prijs voor een 'Maestro del nostro
tempo' op. In 1998 hield de International Sociological Association onder haar leden een
enquête naar de belangrijkste sociologische boeken van 20e eeuw: 'Het civilisatieproces'
kwam op de zevende plaats.